Alje kwam langs met nog wat stukken van het Winschoter Mannenkoor. Het levert weinig informatie op. In het jaarverslag worden de twee joodse leden niet genoemd. Het concert gaat een paar maanden later gewoon door. Op de binnenpagina van het programmaboekje staat een gedicht dat kennelijk bedoeld is om leden te werven:
Wij zingen ons lied opgewekt, blij van zin
Wij zangers van 't hooge Noorden.
Wat klinken ze krachtig, wat klinken ze vol
Die mannenzangaccoorden.
Wij willen steeds blijven eendrachtig te saam
En dienen de kunst van het zingen.
Die kunst, die zoo vol is van waarachtig goeds
Dat bij ons dan binnen zal dringen.
Wij blijven dus zingen en roepen hen toe,
Die zingen kan: zing met ons mede,
Voor eendracht, voor fierheid, maar bovenal,
Zing ook met ons mee voor de vrede.
Namens het bestuur ondertekende Dijkmeijer als voorzitter. Kennelijk is hij toch aangebleven. De secretaris, H.B. Kiel, rept in het jaarverslag niet over Bollegraaf. Er is één zin die er misschien iets mee te maken heeft:
Wij zijn, enkele strubbelingen daargelaten, het jaar goed doorgekomen.
Een paar alinea's later staat in hetzelfde verslag:
Volgens de dagbladen zijn alle koren vanaf 15 maart ingeschreven bij de cultuurkamer, wat dit zeggen wil en voor elk koor afzonderlijk zal betekenen is mij niet bekend daar hierover nog geen bericht is binnengekomen. Dijkmeijer kon in november 1941 dus niet teleurgesteld zijn geweest over de cultuurkamer.
Wat het uiteindelijk betekent heeft voor het koor blijkt niet uit de stukken. In het jaarverslag van 1942-1943 blijkt dat er geen uitvoeringen meer zijn gegeven, en dat terwijl het koor 15 jaar bestond. Er zijn 14 leden naar de jaarvergadering gekomen. In 1942 waren dat er nog 23. Een aantal leden is in Duitsland, Vermoedelijk de arbeitseinsatz, vier leden hebben bedankt. Het is stil geworden in het Mannenkoor.
Het volgende jaar heeft het verslag dezelfde toon, er is wel wat gerepeteerd, maar geen concert gegeven. De leden zijn wel steeds bij elkaar gebleven en hebben hun contributie betaald. Er is, naast het zingen,
menig kurkje omgestoten als de koorleden bij elkaar waren. Het wachten is op betere tijden:
Zoo staat dan ons koor, na ruim vier oorlogsjaren, nog steeds gereed om, zoodra het vrede wordt weer midden in de publieke belangstelling te geraken door dan zoo spoedig mogelijk een uitvoering te kunnen geven.
Daar heeft het koor woord gehouden. Als de Oranjevereniging Oranje-Nassau na de oorlog vraagt of het koor mee wil doen aan een grote volkszangdemonstratie op de verjaardag van de koningin (31 augustus), roept Dijkmeijer alle leden op om mee te doen. Het is kennelijk gebeurd. In het archief zijn de liederen bewaard gebleven.