Mooie brieven zijn het niet, maar wel indrukwekkend. De eerste brief is van meneer Dijkmeijer, de voorzitter van het koor, aan zijn vriend Kiel. De datum van de brief is 16 september 1941:
Beste vriend Kiel,
Het is dan toch zoover gekomen dat wy genoodzaakt zijn onze leden Bollegraaf en Simons er van te verwittigen dat zy voortaan de repetities van ons koor niet meer mogen bywonen.
In het byzonder van Bollegraaf spyt het ons allen wel heel erg. Hy heeft altyd gezegd: "ik kom net zoolang voorzitter als het mag en ik van het bestuur een brief kryg "dat ik thuis moet blijven". Dit ogenblik is aangebroken. Ik heb op het politiebureau geinformeerd en werd mij medegedeeld dat alleen al door het feit de de joden geen toegang meer hebben in een hotel, zy automatisch daardoor al thuis moeten blyven.
Wy zullen dus maar aan het verzoek van Bollegraaf voldoen en deelen het even schriftelyk mede.
Ik verzoek je dan ook de bygaande brieven wel te willen verzenden.
Je Dijkmeijer
De volgende dag reageert B. Bollegraaf met een bijzonder stijlvolle brief.
Geacht bestuur, Directeur en Leden van het Winschoter Mannenkoor!
Heden ontving ik een brief van U, waarin vermeld stond, dat ingevolged de verordening van de Rijkscommisaris het voor mij verboden is, de repetieties te bezoeken. U kan zich zeker wel voorstellen, wat dit voor mij als oud lid zijnde beteekent.
Maar in hoop, dat dit verbod, van korte duur mag zijn, en da ik spoedig weer in U midden moge verschijnen.
Hopende dat de Directeur en Koor verder veel succes moge hebben, blijf ik met hartelijke zangersgroetend.
B. Bollegraaf
Twee maanden later, op 27 november, legt Dijkmeijer zijn positie als voorzitter neer. Hij verwacht dat iedereen begrijpt dat het een aangrijpende beslissing is geweest voor hem, maar Toch hebben de teleurstelling zich zoo opgestapeld dat my de lust ten eenenmale ontbreekt om in Uw midden te blijven. Het is niet helemaal duidelijk wat er in de tussentijd allemaal is gebeurd. Misschien blijkt dat nog uit andere delen van het archief. Alje zal kijken of hij nog iets kan vinden.
De regels uit 1941 zijn bekend. Langzamerhand mochten de joden steeds minder. De verordening waarover Dijkmeijer schrijft verbiedt de joden van alles. Ze mogen niet meer naar de schouwburg of de bioscoop, niet meer naar restaurants en café's, niet meer meedoen aan concerten en sportwedstrijden, niet meer naar sportcomplexen en ook niet meer naar de bibliotheek. Deze brieven laten zien wat die maatregelen betekentden in de relaties tussen mensen. De voorzitter gaat aan de politie vragen of het echt waar is, en moet vaststellen dat het zo is. Het slachtoffer hoopt dat het gauw voorbij zal zijn. En dan gaan deze mensen uit elkaar. Het brengt dit pijnlijke moment de onze geschiedenis heel dichtbij.
1 opmerking:
Volgens het Digitale Monument waren er meerdere B. Bollegraafs in Winschoten, maar kwamen ze allemaal in een concentratiekamp om.
Overigens is er in Winschoten nogal wat te doen geweest om het weren van joden uit de openbaarheid. Veel horecamensen bijvoorbeeld, hielden in het voorjaar van 1941 hun ruggen recht in weerwil van de druk die door WA-ers werd uitgeoefend. Ik vond daarover een zeer interessant verslag, dat ik nog wel eens zal weergeven op mijn weblog.
Een reactie posten